Lagerhuisdebat

In een Lagerhuisdebat proberen twee partijen elkaar te overtuigen van de juistheid van hun visie op een stelling. De ene partij verdedigt de stelling, de andere valt die aan. Debaters veranderen tijdens een debat in principe niet van mening. Een debatleider laat individuele debaters aan het woord en op elkaar regeren, en een jury beoordeelt de bijdragen van de debaters. 

Wat leert de student?

De student leert om een thema te onderzoeken vanuit verschillende standpunten. Op basis van het standpunt van zijn partij leert de student argumenten te formuleren en deze in het debat te verdedigen.  

In de rol van jurylid leert de student te luisteren naar argumenten en deze te wegen, toetsen en beoordelen. Als debatleider komt daar het stellen van vragen en samenvatten van antwoorden bij. 

Wat doet de student?

Er zijn steeds twee debatpartijen die het tegen elkaar opnemen. De jury is onafhankelijk. 

Debatpartij 

  1. Bestudeert vooraf met de partijleden de thematiek en bereidt de partijstandpunten voor. 
  2. Neemt zitting in de debatpartij.  
  3. Een van de groepsleden trapt het debat af met een openingspleidooi. 
  4. Gaat namens zijn partij in debat en voert argumenten op.  
  5. Beide partijen bedenken een slotpleidooi dat één vertegenwoordiger opvoert.  

Jury 

  • Een jurylid bereidt het debat voor en is debatleider (docent ondersteunt). 
  • Weegt de argumenten af en toetst ze op validiteit en betrouwbaarheid. 
  • Beoordeelt welke partij debatwinnaar is. 

Wat doet de docent?

Voorafgaand aan het debat 

  1. Geef de studenten als voorbereiding een of meerdere artikelen om te lezen. 
  2. Licht het onderwerp toe. 
  3. Formuleer een genuanceerde, niet dubbelzinnige stelling. 
  4. Geef eventueel standpunten vóór en tégen aan. 
  5. Laat studenten de standpunten en argumentatie voorbereiden.  

Tijdens het debat 

  1. Vorm een jury van een-derde van alle studenten. 
  2. Verdeel twee-derde van de studenten over twee debatpartijen. 
  3. Coach de partijen en de jury in hun voorbereiding op de uitvoering.
  4. Geef feedback op inhoud en handelen of laat studenten elkaar feedback geven. 
  5. Evalueer plenair de opbrengst en kwaliteit van het debat. 

Variatiemogelijkheid

Complexiteit en onderwerp 

  • Maak voor een volgende ronde het onderwerp meer verdiepend of complex. Iedere groep krijgt een nieuwe rol.  
  • Verander het onderwerp, probleem, dilemma of stelling voor een volgend debat. 

‘Kort geding’ 

  • Stel per partij een vertegenwoordiger (advocaat) aan die het woord voert namens de partij. 
  • Geef een derde van de studenten de rol van publiek in plaats van jury (minder formeel), dat naar het debat luistert en de publieksfavorieten kiest: een winnend team en de beste debater. 
  • Laat vooraf en achteraf de jury/het publiek (anoniem) stemmen over de stelling, en neem deze peiling mee in het debat. 

Kenmerken

Niveau van leren: , , ,
Situatie: ,
Groepsgrootte: ,